Levensadem
door Willem Witteveen
Afbeelding 1. Farao Amenemhet III – 12e dynastie (1840-1800 BCE)
Voor de oude Egyptenaren was het leven van een persoon samengesteld uit de volgende vijf aspecten: het lichaam (Ghèt), de schaduw (Sjoet), de naam (Ren), het lichamelijke deel van de ziel (Ba) en het spirituele deel van de ziel (Ka). Het Egyptische begrip van leven en dood is niet altijd duidelijk en soms worden er aanvullend nog twee aspecten aan toegevoegd: het hart (Ib) en de verenigde ziel, bestaande uit de samensmelting van de Ka en de Ba na de dood van een persoon (Ach). Al deze aspecten moesten na de dood van een persoon worden bewaard en waren eigenlijk alleen van toepassing op belangrijke personen die het zich konden veroorloven te worden gemummificeerd, zoals belangrijke ambtenaren, priesters en leden van de koninklijke familie.
Het lichaam moest in goede staat bewaard blijven om te fungeren als ‘nieuw lichaam’ in een andere wereld, waarin alle bovengenoemde aspecten weer konden worden verenigd. Wanneer een lichaam sterft worden namelijk alle aspecten gescheiden. Om het lichaam in goede staat te bewaren werd het gemummificeerd.
De schaduw is direct gekoppeld aan het lichaam of aan het beeld dat de overledene voorstelt en is daarom altijd aanwezig. Volgens de oude Egyptenaren bevat de schaduw namelijk alles wat een persoon voorstelt, en afbeeldingen of beelden van een overleden persoon werden ook wel aangeduid als schaduwen. Wie geen schaduw heeft bestaat niet en daarom hadden sommige farao’s een zogenaamde ‘schaduwkist’ in hun graftombe waarin een deel van hun schaduw werd bewaard.
Afbeelding 2. Aspecten van de Ziel: Ba – Ka – Ach
De naam van een overledene was een belangrijk aspect dat bij de geboorte werd gegeven en dat altijd moest worden weergegeven bij afbeeldingen en beelden van de betreffende persoon. Alles werd in het werk gesteld om de naam te beschermen en te laten voortbestaan door middel van geschriften en cartouches. Het ‘Boek van de Adem’ als afgeleide van het Egyptisch Dodenboek was een belangrijk middel om het voortbestaan van de naam van een persoon te waarborgen. Het verwijderen van een naam uit een tempel, graf of van een beeld, zoals veel gebeurde door een opvolgende farao, was dan ook een vreselijke gebeurtenis voor de overledene. Er zijn talloze voorbeelden in Egyptische tempels en monumenten waarbij de namen van farao’s werden verwijderd door hun opvolgers zodat deze zich een tempel gemakkelijk konden toe-eigenen. Daarom werd de naam van een farao vaak herhaald en op zoveel mogelijk verschillende plaatsen weergegeven om ervoor te zorgen dat de naam zou blijven voortbestaan, om te worden gelezen en om te worden uitgesproken. In hedendaagse begrafenisrituelen is de naam van de overledene het enige aspect van een persoon dat blijft voortbestaan door middel van een grafsteen of plaquette. De overige aspecten spelen in onze moderne samenleving geen enkele rol.
Het Egyptische begrip van leven en dood is zeer gecompliceerd en daarom zijn er meerdere interpretaties van de aspecten Ba, Ka en Ach
De Ba en de Ka zijn de twee hoofdaspecten van de ziel van een persoon. De Ba is het lichamelijke deel van de ziel dat werd weergegeven als een vogel met het hoofd van een mens en was als zodanig in staat zich als ziel te verplaatsen tussen hemel en aarde. De Ba is dus het enige aspect van de overledene dat zich vrij kan verplaatsen. Om te kunnen bewegen en overleven in het hiernamaals had de Ba voedsel nodig dat werd gerealiseerd door de offergaven aan de overledene. De Ba zwierf vaak tussen achtergebleven familieleden en vrienden en vormde de enige ‘verbinding’ tussen de reële wereld en het hiernamaals waarbij ze verschillende vormen kon aannemen. De Ba was dus in feite het zwervende fysieke deel van de ziel van de overledene terwijl de Ka de levenskracht en het spirituele deel van de ziel voorstelde die bij de geboorte werd ingeblazen als eerste levensadem. De Ba mocht alleen overdag de graftombe verlaten om zich onder de levenden te mengen terwijl de Ka achterbleef in het graf.
Afbeelding 3. De scheppergod Khnum, afgebeeld met de kop van een ram, bij zijn pottenbakkers wiel
De Ba en de Ka vormden de ziel tijdens het aardse leven van een persoon en werden gescheiden bij het overlijden. De ziel van de overledene in het hiernamaals werd gevormd door de hereniging van de Ba en de Ka en werd de verlichte ziel of Ach genoemd. De Ba en de Ka werden verenigd om de ziel te reanimeren of te verlichten. Een ziel is verlicht of bevrijd als de Ba zich herenigt met de Ka en een verlichte ziel zorgde ervoor dat de overledene deel mocht gaan uitmaken van de sterrenhemel samen met alle andere overledenen, goden en vogels. De oude Egyptenaren geloofden dat de Ach nog steeds in staat was om gebeurtenissen op aarde te kunnen beïnvloeden door middel van ziektes, emoties, schuldgevoelens en nachtmerries. De hiëroglief van de Ach is een gekuifde ibis (afbeelding 2).