De kronen van de farao’s
door Willem Witteveen
In het Oude Egypte werden de goden en koningen (farao’s) afgebeeld met een kroon die volgens de egyptologen ook in het graf werd meegegeven voor het leven na de dood. Deze kronen zijn fysiek echter nooit gevonden, niet in graven en niet daarbuiten. Bestonden deze kronen wel of zijn ze daadwerkelijk door grafrovers meegenomen zoals wel wordt beweerd. Niet alle graven waren geplunderd voordat ze werden ontdekt door archeologen en dit versterkt het idee dat de kronen alleen werden gebruikt in afbeeldingen en beelden om een bepaalde belangrijke levensfase van de betreffende farao aan te geven. Zelfs voorwerpen uit geplunderde graven komen ooit weer eens tevoorschijn. Het blijft daarom bijzonder dat er nooit kronen zijn gevonden, net als andere voorwerpen die de farao altijd vergezelden zoals bijvoorbeeld de kromstaf en de gesel of de ankh en de was-scepter bij de goden.
Er waren verschillende kronen zoals de rode kroon of Desjret als symbool van Beneden-Egypte, de witte kroon of Hadjet als symbool van Boven-Egypte, de dubbele kroon of Psjent als combinatie van de witte en de rode kroon, de oorlogskroon of Chepresj waarvan zeer weinig bekend is, de atef-kroon gedragen door de mythische eerste koning Osiris en de Nemes hoofddoek. Combinaties van genoemde kronen waren ook in gebruik. Godinnen en Egyptische koninginnen werden vaak afgebeeld met een kap in de vorm van een gier, de zogenaamde gierenkap (afbeelding 1). Een farao in tijd van oorlog werd dus afgebeeld met de oorlogskroon en gaf de status aan in het leven van deze farao en zijn rijk. Een kroon hoort dus in principe vergezeld te gaan van een bepaalde tijdperiode.
Afbeelding 1: De gierenkap
Goden werden afgebeeld met een kroon omdat zij de zogenaamde mythische koningen waren in een periode voor de schepping en voor de eerste Egyptische dynastie zo’n 5000 jaar geleden. De farao’s waren de uitverkorenen en afstammelingen van deze goden in de Egyptische mythologie en werden daarom ook voorzien van een kroon om daarmee hun goddelijkheid aan te geven. De verschillende kronen stellen het levensverhaal voor van de farao en de laatste kroon of nemes hoofddoek als dodenmasker vormt daarmee de afsluiting van zijn aardse leven en het begin van zijn leven in het hiernamaals. De blauw gestreepte Nemes hoofddoek als dodenmasker. Het mooiste voorbeeld hiervan is het gouden dodenmasker van Tut-Ankh-Amon (afbeelding 2).
Afbeelding 2: Het dodenmasker van Tut-Ankh-Amon
De Nemes hoofddoek
De Nemes of koninklijke blauw gestreepte hoofddoek is niet een echte kroon maar een doek die vaak een kroon en de achterkant van het hoofd bedekte. Twee delen van de doek hingen langs de oren aan de voorkant van de schouders naar beneden en aan de achterkant was de doek met het haar samengebonden in een vlecht en voorzien van ringen. De mythische Uraeuscobra, gedragen door goden en koningen, werd vaak gecombineerd met deze hoofddoek en symboliseerde macht en heerschappij over de vruchtbaarheid en welvaart van het land. Alleen in het geval van Tut-Ankh-Amon werd de Uraeuscobra samen met de gier afgebeeld om zijn goddelijke status als ‘gevederde slang’ aan te geven. Net als Quetzalcoatl, de slangengod in de Azteekse mythologie. Dit gegeven maakt van de jonge koning Tut-Ankh-Amon een zeer belangrijke farao, ook al beweerd men vaak het tegendeel. Het is de enige farao die werd afgebeeld met de Nemes hoofddoek voorzien van de Uraeuscobra en de gier. In de geschiedenis vertegenwoordigden slangen en mythische slangen vruchtbaarheid, maar ook een scheppende levenskracht. De godin Nekhbet, een vrouw met de kop van een gier of een vrouw met een atef kroon wordt vaak gelijkgesteld aan de Egyptische gier godin en gold als de belangrijkste beschermster van de koning of koningin.
De Nemes hoofddoek onthult de leeftijd van de overleden farao
De Nemes van het dodenmasker van Tut-Ankh-Amon is van goud en lapis lazulli. Lapis lazulli is een halfedelsteen met een diepe azuurblauwe kleur die in het Oude Egypte vaak werd meegegeven in de graven om de overledene te vergezellen in het leven na de dood. Lapis lazulli werd gezien als een heilige steen met magische krachten en werd ook wel ‘hemelse steen’ genoemd vanwege de connectie met het leven na de dood. Een steen als diepblauwe ‘sterrenkaart’; de wegwijzer voor de ziel van de overledene.
De Nemes hoofddoek van het dodenmasker geeft de combinatie aan van goud en lapis lazulli ofwel de tegenstelling èn overeenkomst tussen leven (goud – zon – leven) en de dood (hemelse steen lapis lazulli). Het leven omarmt de dood en komt hiermee tot uitdrukking in de Nemes hoofddoek als dodenmasker die daardoor als ‘rouwkaart’ van de overledene dient; een rouwkaart met daarop de leeftijd van de overledene in zonnejaren. De Nemes als dodenmasker geeft dit namelijk ook aan. Het maakt dan niet uit of het een beeld van steen of een dodenmasker betreft. In beide gevallen wordt het einde van het aardse leven aangegeven, al dan niet voorzien van de valse baard waarmee de afbeeldingen en beelden van de farao vaak werden versierd.
Afbeelding 3: De Nemes hoofddoek en vlecht
De Oude Egyptenaren gebruikten eveneens het zonnejaar als de periode die de zon nodig had om op eenzelfde punt terug te keren. Het kalenderjaar in het Oude Egypte begon met het overstromingsseizoen van de Nijl en bedroeg net als nu 365 dagen.
De leeftijd van de overleden farao wordt aangegeven in zonnejaren door middel van het aantal gouden ringen (gouden levensringen) van de vlecht van de Nemes hoofddoek (afbeelding 3 en 4). In het geval van het dodenmasker van Tut-Ankh-Amon zijn dat 19 ringen en komt dat overeen met zijn verblijf op aarde in zonnejaren. Dit is eveneens te controleren met andere beelden van farao’s met de Nemes hoofddoek waarvan de vlecht is voorzien van ringen. Het is in de egyptologie vaak niet exact bekend hoe oud een farao daadwerkelijk is geworden.
Afbeelding 4. Leeftijd 19 jaar
Een ander voorbeeld is het granieten beeld van farao Thoetmosis IV in het Louvre in Parijs waarvan wordt gezegd dat hij ‘ongeveer 33 jaar’ is geworden. De vlecht van de Nemes hoofddoek van deze farao telt 32 ringen (afbeelding 5).
Afbeelding 5: Thutmose IV
Deze methode kan een ander licht werpen op de chronologie van het Oude Egypte en het leven van de farao’s en verdient daarom de aandacht om nader onderzocht te worden. Er zijn maar weinig foto’s van de achterkant van deze beelden of dodenmaskers gemaakt en dit geeft daarmee aan dat we in onze huidige maatschappij zowel letterlijk als figuurlijk zeer beperkt zijn in onze observatie. Er bestaat een groot verschil tussen kijken en observeren. Het is van groot belang dat we op een logische en intuïtieve manier leren observeren om zodoende de menselijke geschiedenis op een verantwoorde manier te kunnen bestuderen en beschrijven zonder vooroordelen en aannames die ons vanuit een wetenschappelijk dogma zijn opgelegd.